Heb je de illustratie al bekeken?
Einde

DE VERSMALDE VRAAG EN HET VERBREDE ANTWOORD
christelijk denken over mens en maatschappij

De inhoudstafel van het boek?

9.
ROLPATRONEN EN TRADITIES

de interventie van mijnheer pastoor

Een maatschappij toont een zekere gelijkenis met de individuele mens. In de mens ontmoeten we een rechter en een politieman - een geweten en een schaamtegevoel. In een cultuur zijn deze functies terug te vinden in tradities en sociale druk. Een traditie wordt hier begrepen als datgene wat in een maatschappij, of een onderdeel ervan, spontaan als ongeschreven waarheid wordt ervaren. De sociale druk bouwt hierop verder en zorgt ervoor dat de traditie in ere wordt gehouden. Op preventieve wijze doordat het individu ertoe wordt aangezet zich te conformeren. Op repressieve wijze door afkeer uit te drukken wanneer ongeschreven wetten worden overtreden. Afhankelijk van hun concrete inhoud kanaliseren de rolpatronen het handelen en bestendigen ze aldus goed of kwaad.

De commentaar die gegeven werd omtrent het voor en tegen van rechter en politieman kan hier hernomen worden. En net zoals men actueel vooral oog heeft voor de nadelen van dit duo, zo is er ook een spontane afkeer van sociale druk en van tradities of rolpatronen. Toch zijn die onmisbaar voor de goede werking van een maatschappij. Ze reguleren het sociale leven met wetten die door elke Belg gekend zijn, zonder dat ze ooit werden gepubliceerd. Ze leggen de resultaten van een leerproces vast zodat ervaring niet verloren gaat en elk individu niet vanaf het nulpunt terug van start moet gaan. De "macht der gewoonte" heeft vaak een reden van bestaan.

Meestal is de traditie de grootste gemene deler van het geweten van elkeen. Waarbij het altijd al mogelijk is geweest dat een enkeling of een beperkte groep een sterke invloed had op de vorming van morele waarden - charismatisch leiderschap ten goede of ten kwade. In een technologische maatschappij wordt de mening van sommige mensen nog makkelijker overgeaccentueerd. Geluidsversterking van het gesproken of het geschreven woord, of vermenigvuldiging van het beeld, door middel van de media. De andere stemmen worden gemarginaliseerd of overspoeld door een cultuur van het woord of beeld dat licht verteerbaar is. In sommige talkshows krijgen de genodigden enkel nog de tijd om slogans uit te spreken. Een uitleg die iets verder gaat en nuances aan wil brengen wordt weggezapt door een verwende kijker of voortijdig afgebroken door een panelleider die steelse blikken op het uurwerk werpt. In een gecommercialiseerde wereld wordt het echte gesprek verdrongen door de dictatuur van de oppervlakkigheid. Zachte waarden leven in de innerlijke mens en zijn niet gemakkelijk in beeld te brengen. Zij krijgen weinig aandacht in een beeldcultuur.

En zo worden traditionele rolpatronen verruild voor nieuwe, als antithese snel gevormd, waarin het tegenbeeld tot de evidentie zelf verheven wordt. Nieuwe tradities, ook werkzaam in een progressief milieu, die - de geschiedenis herhaalt zich - niet meer bespreekbaar zijn en de communicatiekloof vergroten. Waardoor op sommige terreinen moeilijk luidop nagedacht kan worden. De tussenkomst van oma of de interventie van mijnheer pastoor worden vervangen door een subtiele woordenstrijd die in de media wordt uitgevochten. Wie de ander als "moraalridder" afschildert, en zichzelf het etiket toeeigent van "ruimdenkend", heeft zonder één enkel argument de strijd al half gewonnen.

een noodzakelijke aanvulling

Een maatschappij is tegelijk een rechtsstaat. Het geweten en het schaamtegevoel, de tradities en de sociale druk volstaan niet om het handelen in goede banen te leiden. Dat alles moet worden aangevuld door wetgeving en strafrecht. Zo ontstaat rechtszekerheid en wordt een recht afdwingbaar.

Een maatschappij behoeft een evenwicht tussen individu en gemeenschap. Tussen geweten, tradities en wetgeving. Tussen schaamtegevoel, sociale druk en strafrecht. Het ene fundeert en beschermt het andere, en elke schakel is onmisbaar. Alle zes hebben ze hun sterke en hun zwakke zijden en vormen ze een noodzakelijke aanvulling van elkaar.

De wetgever is niet bij machte de sociale realiteit volledig te vatten en elk detail van het leven te reglementeren. Evenmin kan hij elke wettelijke bepaling van strafsancties voorzien en er overal tegelijk op toezien dat de wet ook wordt gerespecteerd. De individuele kwaliteitscontrole blijft een onmisbaar fundament. Een maatschappij moet dat vertrekpunt accepteren en voorkomen dat de mens ontmoedigd raakt. Er moet voldoende ruimte zijn voor het persoonlijk denken en handelen zodat elkeen zich nuttig en verantwoordelijk weet op zijn niveau en meer kan doen dan machinaal te handelen. Is er geen vrijheid van meningsuiting, is er geen ruimte voor wat keuze, wordt elk initiatief in de kiem gesmoord, dan gaat een cultuur ten onder in een grijze onverschilligheid en zal ook de innerlijke rechter niet meer spreken. En wanneer er geen respect meer is voor de basiskennis van goed en kwaad, dan zal ook de politieman er al gauw de brui aan geven. Een wankel fundament voor een verdere constructie!

het geweten van de man

Maar ook de functie van het individuele geweten mag niet worden overschat. Want het geweten spreekt zich al te snel in eigen voordeel uit. Het is een zachte kennisbron, die al gauw overroepen wordt. Het zal de duimen leggen wanneer de mens zich in het nauw gedreven voelt. Dan haalt het instinct - of het principe van het zelfbehoud - gemakkelijk de overhand, zelfs al gaat dit ten koste van de ander. Het geweten is niet steeds een objectieve rechter.

"Baas in eigen buik" klinkt nogal arrogant. "De beslissing overlaten aan het geweten van de vrouw" klinkt heel wat beter. Maar het blijft een eufemisme. Want het geweten zal enkel dan een juist oordeel kunnen vellen wanneer de gewichtjes zijn geijkt en de mens geleerd heeft ook in moeilijke momenten, wanneer het hem niet past, zijn geweten daadwerkelijk te volgen. Strafwetgeving inzake diefstal is best overbodig ten aanzien van diegene die spontaan het onderscheid wil accepteren tussen zijn en andermans bezit. Voor wie dat niet wil, zal een appèl op het geweten uiteraard geen antwoord bieden. Wanneer de overheid het geweten als rechter aanduidt, wordt wetgeving moraal en trekt de overheid zich juist daar terug, waar haar tussenkomst vereist is. Bovendien wordt het geweten dan verzwakt. Want wat de wetgever niet expliciet verbiedt, lijkt toegelaten. Het excuus is snel gevonden.

In de eerste eeuwen van onze jaartelling deed de omgekeerde beweging zich voor en stelde de overheid niet langer vertrouwen in het geweten van de man, die voorheen vrij besliste over leven en dood van kind en slaaf. De pater familias had het recht een boreling uit het gezin te stoten, te vondeling te leggen, of actief te laten doden.

Voornamelijk onder invloed van de christelijke cultuur werd het Romeinse recht aangepast. De totalitaire macht van de familievader werd ingeperkt, slavernij werd afgeschaft, abortus provocatus werd principieel verboden.

een intermediaire functie

Zit alles goed, dan zal het rolpatroon een impliciete wetgeving bevatten die het juiste midden vormt tussen de individuele vrijheid en de eisen van de gemeenschap. Spontaan gevormd, gegroeid vanuit het leven, en dus op haalbaarheid getoetst. Een techniek die minder ver gaat dan de formele wetgeving, maar toch luider spreekt dan het geweten. En - zo zou het althans moeten - met een voldoende ruime marge voor specifieke omstandigheden.

Erkent een cultuur niet de mondigheid van het individu, wordt het sociale aspect te zeer benadrukt, dan zal het rolpatroon dat daaruit voortvloeit veel te repressief zijn. Of, ander uiterste - is een cultuur door een omvergeworpen waardeschaal het noorden kwijt, is het geweten op hol geslagen, dan zal het rolpatroon niet langer die intermediaire functie uitoefenen en veeleer het individu een alibi verschaffen om het eigen ik te volgen want "iedereen doet het". Wat de overheid er dan toe noopt het laken naar zich toe te halen en de techniek van de wetgeving toe te passen, of een bestaande wetgeving nog verder te verstrakken. Een stroef instrument dat slechts een rudimentair onderscheid kan maken tussen goed en kwaad. Waarbij het risico bestaat dat zij die eerlijk zijn de tol betalen, omdat diegene die de wetgever op het oog heeft wel op zijn tellen let. Wie te kwader trouw is, vindt wel weer een achterpoortje. En zo wordt, zonder dat te willen, de goede trouw bestraft. Het leven wordt dan wel veel ingewikkelder, maar zonder dat het kwaad verholpen wordt. Want een valabel alternatief voor de kwaliteitscontrole van de individuele mens op eigen handelen is niet te vinden. De overheid kan niet voor ieders deur gaan vegen.

een autochtone Belg heeft een zesde zintuig

In een land waar veel gefoefeld wordt, komt elkeen vroeg of laat in nauwe schoentjes. De werknemer heeft niet veel keuze wanneer de werkgever in 't zwart betaalt, en ook die laatste krijgt het moeilijk wanneer zijn concurrent zoveel goedkoper is omdat die de wetgeving ontduikt. Wanneer hij ambtshalve hoger aangeslagen wordt omdat de belastingscontroleur er van uitgaat dat het inkomen werd onderschat. Of wanneer zijn personeel slechts wil overwerken als die uren in 't zwart worden betaald.

En zo doet iedereen wel eens concessies en ontstaat er een sociaal aanvaarde marge in de overtreding. Tien procent boven het maximum van 120 km per uur wordt niet beboet en is dus toelaatbaar. Een deeltje van de marchandise in het zwart hoort ook soms bij het gebruik. Een autochtone Belg heeft een zesde zintuig om aan te voelen hoever hij wel mag gaan.

Het ongezonde in zo'n situatie is dat de sociale controle niet meer naar behoren functioneert zodat de "zwakke schakel", zonder tegenwind te voelen, nog een heel eind verder gaat. Bovendien wordt de kloof tussen de sociaal aanvaarde realiteit en het domein van de letter van de wet steeds wijder. De "dissuasieve" wetgeving die dan ontstaat is nog te zacht voor zware fraude, maar veel te repressief voor een kruimeldief en a fortiori voor diegene die niet goed begrijpt waarvoor al die paperassen wel mogen dienen. Op hen die moeten waken over de naleving van zo'n wetgeving rust dan de delicate opdracht het onderscheid te maken tussen kaf en koren, zich nu eens te beperken tot een vaderlijke vermaning en zich dan weer onkreukbaar op te stellen zonder te wijken voor de druk van tussenkomsten. Vanuit een blauwe bril is die ambtenaar te laks. Doorheen een rode bril gezien is zijn optreden te strak en soms wat asociaal, en heeft hij de "bedoeling van de wetgever" niet goed begrepen. In zo'n context staat de deur open voor het discretionnaire handelen. Een ambtenaar met slecht humeur zal dan soms te hard toeslaan.

Naar hoofdstuk 10: DE WERELD EN HET KONINKRIJK
Heb je de illustratie al bekeken?
Begin