Heb je de illustratie al bekeken?
Einde
DE VERSMALDE VRAAG EN HET VERBREDE ANTWOORD
christelijk denken over mens en maatschappij
6.
TOT STOF ZULT GIJ VERGAAN
Eva zal hem best begrijpen
Adam kijkt wat schichtig om zich heen. Hij vraagt zich angstig af wat hij nu nog zal ontdekken. De ontnuchtering wordt alsmaar groter wanneer hij verder schrijdt in zijn gebroken wereld, beschaamd maar tegelijk zichzelf verdedigend … wat betweterig en arrogant. Niet goed realiserend wat er eigenlijk gebeurd is. Aan de buitenkant lijkt er trouwens niet zoveel veranderd, en toch komt alles nu vijandig over.
Adam was te zeer gejaagd … de maaltijd heeft hem niet gesmaakt. Hij zoekt nu een nieuw woord voor de pijn die hij voor het eerst in het midden van zijn lichaam voelt. Eva zal hem best begrijpen want zij deed daarnet - het hoofd verborgen in de handen - ook al zo vreemd. Ze wou toen uitleg geven maar dat had zijn woede opgewekt.
een ontspannende inspanning
En nochtans, een ontspannende inspanning, zo had het leven kunnen zijn, wanneer vraag en aanbod in evenwicht waren met elkaar. Nu ziet de mens de afstand tussen de uitdaging waarvoor hij staat en de middelen die hij ter beschikking heeft. Een uitdaging die zoveel groter is geworden nu de natuur de mens niet meer accepteert als meester. Een aanbod dat niet meer toereikend is omdat het lichaam vermoeidheid en ook ziekte kent. Geboren worden gaat in alle stilte in de plantenwereld, zonder moeite bij het dier. Maar bij de mens kost het strijd om doorheen die nauwe poort te raken. Voor de moeder een gevecht tegen de pijn, voor het kind misschien een traumatische ervaring.
Het leven wordt lastig wanneer het lichaam niet kan geven wat ervan geëist wordt. De mens werkt in het zweet zijns aanschijns en raakt erg gauw vermoeid. Wat negatief is kan echter ook ten goede werken, want zweet reinigt het lichaam en zuivert soms ook de innerlijke mens. In moeilijke omstandigheden gaat het fineerlaagje eraf zodat wat verborgen is het daglicht ziet. Onder de mantel der liefde, onder vriendelijkheid en rust, zit soms kwaad verborgen. In de nood kent men zijn vrienden. Dan ontdekken we onszelf en onze naaste. Wat met Gods hulp misschien de aanzet vormt voor een vernieuwing of een zuivering van de innerlijke mens.
dokter Lecompte
Adam krijgt het weer benauwd. Wat staat hem nog te wachten? Wanneer gij eet van de boom van kennis van goed en kwaad, zult gij zeker sterven. Wat bedoelde God toch met die uitspraak?
Leeftijden van duizend jaar en ouder - of waarom niet, altijd blijven leven - het lijkt technisch niet eens zo moeilijk voor een lichaam dat een voortdurende celvernieuwing kent en dus steeds jong zou kunnen blijven. Maar de regeneratie schiet net iets tekort. Nu de toegang is ontzegd tot de 'boom des levens', tot die ontbrekende vitamine, kan zelfs dokter Lecompte zijn doel niet meer bereiken. Rimpeltjes en grijze haren zijn de voorbode van de bestemming van het lichaam. De mens tuimelde van zijn voetstuk. Hij verspeelt één van Gods attributen en wordt een sterfelijk wezen. Van stof zijt gij gemaakt, tot stof zult gij wederkeren. De oude dag rust als een hypotheek op de actieve levensjaren. Vooral wanneer men denkt dat de dood het einde is van alles.
minuscule kleine monstertjes
Vanaf het prille begin moet elk mens al strijden tegen ziekte. Een oorlogsvoering van minuscule monstertjes, oneindig gevarieerd, tegen de defensieve troepenmacht van het eigen lichaam. Soms bij verrassing overrompeld, komt het weer uit eigen kracht de nederlaag te boven. Soms wordt de overmacht te groot en laat de strijd blijvende gevolgen na, of wordt men in de lente van het leven weggerukt.
In onze welvaartsmaatschappij is ziekte niet meer zo bedreigend. De mens heeft inzicht in de wetmatigheden van zijn lichaam. Hij beschikt over logistieke steun en een arsenaal van defensieve wapens. Een drankje of een pilletje, een spuitje in de rug en wat knip- en plakwerk … zullen veelal het tij doen keren. Maar een triomfboog bouwen is misplaatst. Tegenover AIDS staan we nog altijd machteloos en ook kanker eist, vooral in het geavanceerde westen, veel slachtoffers.
Onwettige uitoefening van de geneeskunde. Dat was een aanklacht die tegen Jezus werd geuit. De formulering was wel iets verschillend. Vooreerst het schenden van de sabbat omdat Hij op die dag een blinde had genezen. Ten tweede het bedrijven van magie omdat Hij zijn kracht bij de duivel zou ontlenen.
En nochtans had voor de jood geneeskunde veel te maken met zijn godsdienst. Jahweh werd ook aangesproken als Geneesheer. Maar dat gold vooral preventief. De strenge hygiënische voorschriften en de gedetailleerde voedselwetten hadden hun uitwerking niet gemist en waren het instrument bij uitstek om ziekte en epidemie te voorkomen. Ook de kracht van positief denken - de genezende werking van een vreugdevol hart - was voldoende bekend en uitgedrukt in tal van spreuken.
Jezus ging een stapje verder en trad op waar preventie had gefaald. Hij bracht herstel waar aangeboren, of door ongeval of ziekte, de menselijke drie-eenheid was gekwetst. Zonder medicatie, zonder instrument … een stukje schepping in miniatuur herdaan. Een melaatse die op slag weer gaaf werd - een blindgeborene die voor het eerst kon zien: het resultaat van een gedachte of een bevel van de mens-geworden-God. Maar wonderen doen, is geen tovergave, voor commercialisatie vatbaar. Genezing was bijna steeds het resultaat van een samenwerking met de man of vrouw in kwestie, of met diens vrienden of familie. Een mens moest in aanraking komen met Gods uitgereikte hand. Want het lijkt alsof God zich, bij het verrichten van zijn wonderen, aan de geestelijke wetten van Zijn schepping houdt. Hij treedt slechts op wanneer de deur geopend wordt door een menselijke hand, met de sleutel van 't geloof. Bij de Romeinse honderdman was het een vastberaden hand van iemand die wist tot wie hij zich moest wenden. Maar soms leek het veeleer op een wanhoopsdaad - de hand van een drenkeling die boven water kwam wanneer Jezus daar voorbij kwam. Een situatie waarin Jezus zag dat het geloof niet de kracht bezat om de sleutel om te draaien. Jezus stak dan een handje toe en bad namens hem of haar die het niet kon tot God, de Vader.
Toch poogde Jezus altijd weer in de mens die Hij ontmoette het persoonlijke geloof te activeren, zodat de spiritueel ondervoede mens opnieuw ging leven. Was er geen geloof, dan kon Hij slechts weinig wonderen verrichten. In Nazareth waar Jezus enkel werd herkend als de Zoon van de timmerman, daar vond zijn boodschap van herstel van de totale mens geen ingang. Daar kende men niet het geloof als de grootste kracht in het universum, in staat om bergen te verzetten.
meestal vergeten op de groepsfoto
De boodschap van bekering en herstel werd na Jezus' opvaart verder uitgedragen in het Romeinse rijk. Het boek "Handelingen der apostelen" illustreert hoe God zijn kinderen specialiseert. Elkeen heeft ten behoeve van het lichaam zijn specifieke gaven. De ene kan het goed uitleggen, de ander is een zielzorger en heeft de gave zijn broeder te bemoedigen. Nog een ander heeft profetisch inzicht in wat voor 't oog verborgen is. Sommigen hebben organisatietalent of zijn geknipt als klusjesman. Meestal vergeten op de groepsfoto is diegene met de gave van genezing. De man of vrouw die, God weet om welke reden, het talent heeft om genezing aan te reiken. Een vergetelheid die niet toevallig is en ongetwijfeld verband houdt met het feit dat de mens zich niet zo vlot beweegt in de geloofsdimensie. Die vaardigheid is er niet van nature uit, en gaat verloren wanneer geloven slechts een traditie wordt. Want ook al is het christendom door de eeuwen heen overeind gebleven, bij nader toezien was er toch veel uiterlijk vertoon en weinig wat op Jezus leek.
De stevige handdruk der apostelen, met Gods uitgereikte hand, evolueerde gaandeweg naar het wuivende handje dat eigen is aan onze tijd. Waarbij van op veilige afstand datgene wordt begroet dat uitstijgt boven het verstand. Wie durft zich nog te compromitteren door een duidelijk geloof in een hiernamaals, in een persoonlijke relatie tot God waarin ook plaats is voor emoties en bovennatuurlijke interventie?
Eigenlijk is het niet verwonderlijk dat het zover is gekomen. Een terugblik in de tijd toont hoe geloof en bijgeloof gingen wonen bij elkaar. Het informele gesprek met God, het gebed zoals Jezus ons dat leerde, werd vervangen door kapstokjes in de materiële wereld, omgeven door een mysterieuze sfeer. Zware offers en beloften om God om te kopen. Bedevaarten, kaarsen, wierook en medailles … veel meer symboliek dan inhoud. Een volle aflaat voor wie ketters wou vermoorden. Gecommercialiseerd op eigentijdse wijze, en Jezus was er niet meer om de kooplieden uit de tempel te verjagen.
Wonderen bewerken is geen doel op zich. God heeft de mens geplaatst in een natuurlijke omgeving met een lichaam, onderworpen aan de zwaartekracht, en met zintuigen die niet doorheen de muren kunnen kijken. Een autonome toegang tot de paranormale wereld werd de mens ontzegd. Bovennatuurlijke ervaringen zijn hem gegund, maar dan als resultaat van zijn Godservaring. Toch moet men God eerst leren kennen in de gewone dingen van het leven. Hij wil dat we onze eigen mogelijkheden benutten en gebruikt meestal menselijke kanalen voor het beantwoorden van een gebed. Jezus deed geen wonderen om de toeschouwers te amuseren, geen krachttoeren met de allures van een Superman. Hij gebruikte zijn kracht niet als een techniek waardoor het gestelde doel met minder inspanning en meer comfort bereikt kon worden. Zijn wonderen waren doorgaans beperkt tot uitzichtloze situaties van diepe menselijke nood. Een ultieme redding, wanneer menselijk handelen geen uitkomst bood.
hoe moeilijk is het ook voor God
Goddelijke genezing kan het resultaat zijn van gebed. Jezus illustreert zijn gezegde "bid en je zult ontvangen" met een extreem voorbeeld dat toch wat aan Superman doet denken. Wanneer iemand tot een berg zegt "hef u op en werp u in de zee" en hij twijfelt niet, dan zal het geschieden. Een overdrijving als stijlfiguur, om te illustreren dat de mogelijkheden van een gelovig gebed in principe onbegrensd zijn. De praktijk is veel complexer, want "een schietgebedje" zal niet volstaan om binnen te treden in zijn Koninkrijk van kracht. Omdat de mens ondeelbaar is, kan hij niet zijn hand geopend houden om te ontvangen van zijn God, terwijl zijn vuist gebald is tegenover een medemens. Evenmin kan hij zijn oor te luisteren leggen bij de Schepper wanneer hij zich toesluit voor de vragen van zijn naaste.
Misschien is datgene wat hier geschreven wordt over gebedsverhoring nogal bevreemdend. Is het hier aangehaalde thema in onze cultuur de hongerdood gestorven? God staat als een curiosum in de kantlijn van de maatschappij en heeft geen aandeel in onze tijdsbesteding. Wie bidt of spreekt nog met zijn God? Het wordt moeilijk voor een mens zich te richten tot een God die dood verklaard is … of tot iemand die - als Hij zou bestaan - toch voor de mens onkenbaar is.
Maar hoe moeilijk is het ook voor God te antwoorden op een subsidiaire vraag, wanneer de mens de essentie niet bespreekbaar stelt. Hoe moeilijk is het ook voor God iets aan te reiken aan diegene die, verbitterd en verkrampt, op zijn eigen ego zit te staren, en al wat hij van God ontvangt richt als wapen op de ander. Hoe moeilijk is het een antwoord te geven dat het bijgeloof nog verder zou gaan voeden, en de misleide mens er nog meer toe aanzet te kruipen voor zijn Schepper. Hoe moeilijk is het om hem die blootsvoets loopt schoeisel te geven waardoor hij nog kordater dan tevoren marcheert in de verkeerde richting.
Hoe moeilijk is het anderzijds niet in te gaan op de uitnodiging van hem die al zijn hoop gesteld had op een verkeerd geadresseerde brief. Of op een noodkreet die zonder veel overtuiging - baat het niet, het schaadt ook niet - toch soms wordt geuit? Hoe oneindig gevarieerd en diep zijn de dilemma's waarvoor de Schepper zich geplaatst ziet.
Naar hoofdstuk 7: DE MENS ALS EEN SOCIAAL WEZEN
Heb je de illustratie al bekeken?
Begin