Petrus
Heb je de illustratie al bekeken?

Einde

Ni dieu, ni maître!

liefde voor wetgeving strijkt tegen de haren in

YouTube?
video's'

Met zijn 176 verzen is Psalm 119 met ruime voorsprong de langste Psalm. Zo'n lange songtekst aanleren was ongetwijfeld een zware opdracht, maar de Joodse lezer werd geholpen door de indeling in 22 strofen. Alle verzen van de eerste strofe beginnen met de eerste letter van het Hebreeuwse alfabet. Die van de tweede strofe met de tweede letter, enzovoort…

Bladzijdenlang werd bezongen hoe prachtig Gods wetten zijn. In sommige bijbels draagt deze Psalm daarom als titel "Heerlijkheid van de wet". Op het eerste gezicht een vreemde titel want het woord heerlijk wordt doorgaans gekoppeld aan zintuiglijke waarnemingen. Het doet denken aan een verrukkelijke maaltijd, aan een aantrekkelijk parfum of een prachtig uitzicht in de natuur… maar niet aan een wetboek!

Hier wordt dit woord evenwel met groot enthousiasme gebruikt om aan te duiden hoe voortreffelijk het kader is dat God aanreikt en waarbinnen de mens behoort te leven - hoe goed zijn wetten en richtlijnen wel zijn. Zo'n liefde voor wetgeving is op zijn minst ongewoon.

(47) Ik verheug mij in uw geboden, ik heb ze lief. (48) Ik reikhals naar uw geboden, ik heb ze lief. Uw wetten blijf ik overdenken. (97) Hoe lief heb ik uw wet, heel de dag is hij in mijn gedachten. (103) Hoe zoet zijn uw woorden voor mijn gehemelte, zoeter dan honing voor mijn mond. (111) Uw richtlijnen zijn mijn eeuwig bezit, ze zijn de vreugde van mijn hart. (112) Met hart en ziel ben ik bereid uw wetten uit te voeren, eeuwig, tot het einde toe. (Psalm 119)

ni dieu, ni maître

Hoe contrasteert die Psalm met "Ni dieu, ni maître" - één van de leuzen van de Franse revolutie! Maar wanneer je oog hebt voor het verwrongen godsbeeld dat werd verkondigd en voor de mistoestanden die toen heersten, begrijp je natuurlijk wel hoe de revolutionair tot die leuze kwam. God was synoniem voor een verstikkende moraal die kinderen ontnam aan ongetrouwde moeders en hen in kloosters opsloot. Een god, waarin Jezus zich niet zou herkennen! Eeuwenlang maakten kerk en staat op een wraakroepende manier misbruik van hun macht. Aversie tegenover wetten werd zo in de hand gewerkt en gelegitimeerd.

Ook vandaag kennen we regimes waar wet en orde elk aspect van het leven beheersen en waar geen enkele eerbied is voor de rechten van de mens. Dat is niet de context om de weldaden van de wet te bezingen! Of misschien juist wél, want de wet die in Psalm 119 bezongen wordt, is Gods ideale wet en die beoogt net het tegendeel van verdrukking! Maar zo wordt het niet begrepen!

(1) Gelukkig wie de volmaakte weg gaan en leven naar de wet van de HEER, (2) gelukkig wie zijn richtlijnen volgen, hem zoeken met heel hun hart. (3) Zij bedrijven geen onrecht, maar gaan de wegen die hij wijst. (137) U bent rechtvaardig, HEER, elk van uw voorschriften is juist. (Psalm 119)

Ni Dieu, ni maître was ook de leuze waarmee Hugo Claus in zijn overlijdensbericht afscheid nam van deze wereld, nadat hij zelf het tijdstip van zijn vertrek had vastgelegd. De gevierde schrijver en zijn entourage, verdragen geen God die boven hen staat. Die leuze geeft dus weer, hoe heel wat autonome mensen denken. "De heerlijkheid van de wet" strijkt bij de doorsnee burger al tegen de haren in, maar in hun oren klinkt het als een vloek!

het "maatschappelijk nut" van de wet

De mens heeft een dubbelhartige relatie ten aanzien van de wet. Want iedereen is wel voorstander van een beetje wet, al was het maar in eigen voordeel. De anarchie in sommige landen in zwart Afrika waar elk overheidsgezag ontbreekt en wetteloosheid regeert, is onleefbaar. En ook in onze relatief veilige landen stelt niemand het op prijs wanneer zijn wagen wordt gestolen of zijn portefeuille wordt ontvreemd. Vanuit dat perspectief kunnen we misschien geen psalm, maar wel een rationeel cursiefje schrijven over het "maatschappelijk nut" van de wet. Goede wetten zorgen voor een veilig en aangenaam leefklimaat, en daar is iedereen bij gebaat. Velen proberen dan ook een beetje consequent te leven, in overeenstemming met dit inzicht. Zij houden zich aan maatschappelijke en morele wetten, en hopen dat de buurman ook zo handelt.

vooraleer mei 1968 was uitgevonden

Psalm 119 beschrijft de weldaden van de wetten die Jahweh aan het joodse volk gaf. Sommige verzen bevatten ook rationele argumenten. Rechtvaardigheid en rechtszekerheid of betrouwbaarheid worden geprezen als behorend tot de juiste wereldorde. Die natuurwetten - waar iedereen wel kan inkomen - worden aan de Schepper toegeschreven. En het lijkt er op dat, in die joodse maatschappij, velen zich uiterlijk hieraan conformeerden… een beetje zoals in Vlaanderen vorige eeuw, vooraleer mei 1968 was uitgevonden.

(89) HEER, voor eeuwig staat uw woord in de hemel vast. (90) Uw trouw duurt van geslacht tot geslacht, U hebt de aarde gegrondvest, en zij houdt stand. (91) Naar uw voorschriften blijven hemel en aarde bestaan, alles is aan u onderworpen. (138) De richtlijnen door u uitgevaardigd zijn eerlijk en volkomen betrouwbaar. (Psalm 119)

een woordenschap die in een lovesong thuishoort

Maar de psalmist - de auteur van de Psalm - gaat eindeloos veel verder in zijn lofbetuigingen! Hij wil zich ook innerlijk conformeren aan die wetten. En hij gebruikt een woordenschap die eerder in een lovesong thuishoort, dan in een gedragscode of in een wetboek: liefhebben, genieten, vreugde, schoonheid… Ook ziet hij een verband met goedheid en genade. Allemaal woorden die het Belgisch Staatsblad onbekend zijn! Want met wetten hebben die tedere woorden niets van doen!

Het lijkt alsof de schrijver, met Gods wetten een liefdesrelatie heeft opgebouwd. En zo wordt hij de antipode van "de hoogmoedige" die fulmineert tegen God en zijn gebod. Zelfs de gereserveerde kritische instelling van de doorsnee burger is de psalmist onbekend. Of de wet hem baat kan brengen, dat vraagt hij zich niet langer af. Hij berekent niet hoe ver hij gaat in zijn loyaliteit of burgerzin. Neen, Gods wetten sturen niet enkel zijn gedrag, maar ze reflecteren zijn innerlijke overtuiging en zijn verlangens. Die wetten zijn geïntegreerd in zijn innerlijk leven: hij is er mee vergroeid.

de voorafbeelding van de nieuwe man

Psalm 119 beschrijft een nieuw soort mens en geeft zo de profetische voorafbeelding van de nieuwe man, die ook Jeremia in de toekomst ziet geboren worden. Een man of vrouw met een hart waarin Gods wetten staan geschreven! Dat beeld wordt realiteit in de persoon van Jezus. Maar ook diegenen die Hem ontmoeten en op een overtuigde wijze in zijn sporen gaan, kunnen die innerlijke drang ervaren.

De dag zal komen - spreekt de HEER, dat ik met het volk van Israël en het volk van Juda, een nieuw verbond sluit, een ander verbond dan ik met hun voorouders sloot toen ik hen bij de hand nam om hen uit Egypte weg te leiden. Zij hebben dat verbond verbroken, hoewel ze mij toebehoorden - spreekt de HEER. Maar dit is het verbond dat ik in de toekomst met Israël zal sluiten - spreekt de HEER: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en hem in hun hart schrijven. Dan zal ik hun God zijn en zij mijn volk. Men zal elkaar niet meer hoeven te onderwijzen met de woorden: "Leer de HEER kennen", want iedereen, van groot tot klein, kent mij dan al - spreekt de HEER. Ik zal hun zonden vergeven en nooit meer denken aan wat ze hebben misdaan. (Jeremia 31:32 - 34)

hij verzet telkens weer het grenspaaltje

Jeremia beseft dat het oude verbond mislukt is. De wet moest alles in goede banen leiden. Maar zolang die wet de mens slechts van buitenaf beveelt, leidt dat niet tot het gewenste resultaat. De progressieve vrijdenker rekent hoever hij zich kan wagen, en zet het grenspaaltje telkens weer iets verder. Maar ook de conservatieve burger die zich aan de regels houdt, ervaart een gespletenheid, want hij zit vast in de "oog om oog, tand om tand" mentaliteit. Het doel van de wet - dat de mens God liefheeft en de ander liefheeft als zichzelf, gaat verloren door een te rigide houding. De letter van de wet brengt niet de begeerde vrijheid!

De schrijver van de Psalm heeft aangevoeld dat het ook anders kan. Dat alternatief heeft hem gegrepen en maakt hem wild-enthousiast! Niet alleen schrijft zijn geweten hem nu voor, hoe hij moet handelen. Maar hij verlangt er ook met hart en ziel naar om die weg te gaan! Nu zijn innerlijke overtuiging en zijn verlangens overeenstemmen met die wet, zit hij in de logica van de bergrede. "Oog om oog, tand om tand" heeft afgedaan - hij heeft de rekenkundige logica achter zich gelaten. Hij rekent niet langer: met al veelvouden van zeven, raakt hij de tel kwijt!

hoe kan je nu overstappen?

Maar hoe kan je nu overstappen van het oude naar het nieuwe verbond, van de oude naar de nieuwe mens? De auteur heeft daar een duidelijke mening over. Hij wijst aan waar die liefde voor Gods wet is ontstaan. Niet een romantische ervaring, wel een diepe crisis ligt aan de oorsprong! In het verleden is hij herhaaldelijk zwaar met zijn kop tegen de muur gelopen. Zo ging bij hem een lampje branden en kwam het inzicht dat Gods wetten niet gegeven werden om een mens het leven zuur te maken. Wel integendeel! Die beperkingen leiden nu net tot vrijheid! Nu pas ervaart hij ruimte!

(32) Ik zal voortgaan op de weg van uw geboden, want u geeft mij ruimte. (45) Laat mij voortgaan op een ruime weg, want steeds zoek ik uw regels. (96) Aan alles, hoe volmaakt ook, zag ik een einde, maar uw gebod is grenzeloos ruim. (Psalm 119)

Maar waar anderen bitter en nijdig worden wanneer ze hun hoofd stoten, hebben die ervaringen bij hem geleid tot een liefdesband. En dat lijkt verband te houden met het feit dat de psalmist ziet hoe God aanwezig was bij die dramatische momenten, en met welke houding Hij hem tegemoet kwam. Geen spoor van verwijt, geen spot, geen leedvermaak… niets van die negatieve gevoelens die de falende mens vaak bespeurt in zijn entourage. God lijkt niet op die hoogmoedige!

(67) Voor ik vernederd werd, tastte ik mis, nu houd ik mij aan uw woord. (68) U bent goed geweest en hebt goed gedaan, onderwijs mij in uw wetten. (69) Hoogmoedigen beschuldigen mij vals, maar ik volg uw regels, met heel mijn hart, (70) gevoelloos als vet is hun hart, maar ik verheug mij in uw wet. (71) Het was goed voor mij dat ik vernederd werd, zo leerde ik uw wetten kennen.… (75) Ik weet het, HEER, uw voorschriften zijn rechtvaardig, en u vernederde mij in uw trouw. (76) Moge uw liefde mij vertroosten, zoals u aan uw dienaar hebt beloofd. (77) Heb mededogen met mij, en ik zal leven, uw wet verheugt mij. (Psalm 119)

Die analyse wordt bevestigd door het allerlaatste vers, waar de schrijver zichzelf vergelijkt met een verloren schaap. Niet hij heeft God gezocht, maar God heeft hem gezocht en hij heeft zich laten vinden. Hij ervaart de innerlijke ommezwaai als genade. Het is een geschenk van boven!

(176) Ik dwaal rond als een verloren schaap. Zoek uw dienaar, want ik vergeet uw geboden niet. (Psalm 119)

een hautaine houding

Die pijnlijke ervaringen heeft hij al een tijdje achter zich gelaten en intussen mocht hij God leren kennen als een unieke Vriend. Het intense "kennen" en "ervaren" van de auteur leidt gelukkig niet tot een hautaine houding, die de nieuw verworven rijkdom waardeloos zou maken. Want dat risico zit er wel degelijk in! Maar de psalmist trapt niet in die valkuil, want hij beseft terdege welke schade "de hoogmoedigen" aanrichten. Niet enkel de crimineel - in de Psalm als "zondaar" aangewezen - maar ook de hoogmoedige wordt beschouwd als tegenspeler. En terwijl bij de eerste het gevaar door elkeen wordt onderkend, wordt de tweede misschien als idool gevierd, en als na te streven ideaal ten tonele gevoerd.

(53) Ik ben ontzet over de zondaars die uw wet verlaten. (69) Hoogmoedigen beschuldigen mij vals, maar ik volg uw regels, met heel mijn hart, (70) gevoelloos als vet is hun hart, maar ik verheug mij in uw wet. (85) Ze hebben voor mij een kuil gegraven, de hoogmoedigen die uw wet niet erkennen. (Psalm 119)

een blinde kalverliefde

Evenmin mag de passie van de psalmist vergeleken worden met een blinde kalverliefde. Zij gaat inderdaad gepaard met een realisme dat uit andere verzen blijkt. Niet alles is rozengeur en maneschijn. De psalmist ervaart verdriet en voelt ook nog pijn en hij heeft oog voor zijn eigen zwakheid. Er is geen sprake van een blind religieus fanatisme. wél van een diep doorleefde overtuiging die zich situeert aan het andere eind van het spectrum - de tegenvoeter van de hoogmoedige die haatdragend is tegenover God en zijn gebod. En hoewel de liefde overheerst, komen ook andere emoties naar de oppervlakte. De schrijver is nog een man van vlees en bloed, die beseft dat zijn uitspraken soms meer het ideaal, dan de dagdagelijkse realiteit weergeven.

(81) Mijn ziel smacht naar de redding die U brengt. In uw woord heb ik mijn hoop gesteld. (82) Mijn ogen smachten naar uw belofte, wanneer zult U mij troosten? (Psalm 119)

eens en voor altijd verworven?

Is die voorbeeldige houding voor eens en voor altijd verworven? Neen, zo eenvoudig is het niet. De Psalm bevat niet enkel liefdesverklaringen en declaraties allerhande. Die krachtige teksten worden telkens weer afgewisseld met een vraag om hulp. Het besef dat God elke dag moet helpen, is voortdurend aanwezig. Woorden als laat mij… leer mij… geef mij… tonen die sterke afhankelijkheid en illustreren ook hoe de psalmist ten diepste beseft dat hij nog een lange weg te gaan heeft. Er is een spanningsveld tussen de woorden van het liefdeslied en de confrontatie met een wereld waarin de auteur zich een vreemdeling voelt. De fundamentele zekerheid omtrent de relatie met God en de beslistheid om die levensweg te gaan, beduiden niet dat het inzicht omtrent de concrete weg, zomaar uit de hemel valt. Ook al is het doel gekend, en weet de psalmist zich van goddelijke bijstand verzekerd, het blijft een zoektocht…

(18) Neem de sluier van mijn ogen - dan zal ik zien hoe wonderlijk mooi uw wet is. (19) Ik ben een vreemdeling op aarde, verberg uw geboden niet voor mij. (54) Uw wetten zijn voor mij als liederen in het huis waar ik als vreemdeling woon. (27) Leer mij de weg van uw regels begrijpen, en ik zal uw wonderen overdenken. (34) Geef mij inzicht, en ik zal uw wet volgen, hem onderhouden met heel mijn hart. (35) Laat mij het pad gaan van uw geboden, dat is mij het liefst. (Psalm 119)

de verloren zoon

Na enkele dagen verzilverde de jongste zoon zijn bezit en reisde af naar een ver land, waar hij een losbandig leven leidde en zijn vermogen verkwistte. Lucas 15:13)

We gaan nu op zoek naar parallellen in de bijbel, om het inzicht te verdiepen. Met een beetje fantasie zien we bijvoorbeeld hoezeer het verhaal dat schuilgaat achter die liefdesPsalm lijkt op de parabel van de verloren zoon. Want wie, zoals de verloren zoon, de mist ingaat, en vervolgens terugkeert op zijn stappen en daarbij tegen alle verwachtingen in, hartelijk onthaald wordt, leert drie dingen.

Door zijn misstappen leert hij vooreerst zichzelf en ook de wereld kennen. De verloren zoon dacht dat hij het wel zou maken. Maar hij kwam bedrogen uit - zijn ideële wereld is in elkaar gestort. Doorheen schade en schande leert hij zijn zwakheid en kwetsbaarheid kennen. Nu pas heeft hij ervaren hoe hard de maatschappij is. Eens het geld er door gejaagd, werd hij door zijn vele vrienden in de steek gelaten! Samen met zijn geld, is hij zijn illusies kwijt.

Ten tweede ervoer hij aan den lijve dat zijn vader wel degelijk gelijk had. Hij weet nog hoe thuis de Spreuken van Salomo werden gereciteerd - hij kent ze nog uit het hoofd. Tot voor kort had hij daar grote moeite mee: allemaal erg conservatief en zwaar overdreven! Die wetten waren er om hem klein te houden. Ze stonden zijn ontplooiing in de weg! Ni dieu, Ni maître!

geen spoortje van triomfalisme

Toen kwam hij tot zichzelf… "Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u, ik ben het niet meer waard uw zoon genoemd te worden. (Lucas 15:17-19)

Maar nu - enkele jaren later - moet hij erkennen dat sommige Spreuken zijn uitgekomen - een te spoedig verworven vermogen brengt uiteindelijk geen zegen voort. En dat je gevangen raakt in een web, wanneer je prostituees bezoekt - ook dat heeft hij nu ervaren! De prijs die hij moest betalen omdat hij de principes van zijn vader opzij schoof, is erg hoog. Het is een wonder dat hij nog leeft! Hij kijkt nu anders naar het leven. Na alles wat hij heeft meegemaakt, begint hij te begrijpen waarom die wetten in Psalm 119 zo worden geroemd en waarom zijn vader er zich niet voor schaamde om die teksten voor te lezen. Natuurlijk heeft hij nog een lange weg te gaan, maar nu wil hij zich houden aan die wetten!

Maar veel belangrijker nog: nooit zal hij vergeten, hoe vader reageerde bij zijn terugkeer! Hoe vader naar hem uitkeek en hem terug in zijn armen sloot! Na alles wat hij hem had aangedaan, had hij zoiets nooit verwacht! Geen spoortje van triomfalisme - de geschiedenis had zijn vader tenslotte toch gelijk gegeven! Neen, zijn vader zette hem zijn fouten niet betaald. Hij werd niet getrakteerd op een preek, en er was geen leedvermaak. Alleen medeleven om de ellende, en blijdschap om de terugkeer.

de thuisgekomen zoon

(20) Hij kreeg medelijden en rende op zijn zoon af, viel hem om de hals en kuste hem. (22) Maar de vader zei tegen zijn knechten: "Haal vlug het mooiste gewaad en trek het hem aan, doe hem een ring aan zijn vinger en geef hem sandalen. (23) Breng het gemeste kalf en slacht het. Laten we eten en feestvieren, (24) want deze zoon van mij was dood en is weer tot leven gekomen, hij was verloren en is teruggevonden." (Lucas 15)

Er wordt zelfs een feest georganiseerd zoals hij nog maar zelden had meegemaakt. Wat dat betreft had hij nochtans ervaring! Maar anders dan op die andere party's, voelt hij zich nu intens gelukkig. Vaders liefde en zorg gaan toch veel dieper dan het dubieuze vrij-en-blij gedoe dat hij gewoon was! Dit feest is de expressie van een onpeilbaar diepe vreugde, en laat geen kater na! Niet zoals die party's die dienden om een innerlijke leegte te maskeren. Achter de grimassen zag hij toen vooral afgunst en intriges.

De thuisgekomen zoon ervaart nu het contrast: de oprechtheid en de diepgang van de liefde van zijn vader. Nu pas ziet hij hoe ver die liefde gaat. Vader is overgelukkig met zijn terugkeer! Nu pas heeft hij oog voor het prachtige karakter van zijn vader. Hij zal geen misbruik meer maken van zijn goedheid! Hij heeft zijn les geleerd! Nooit zal hij hem meer ontgoochelen! Nooit meer zal hij smalend spreken over al die mooie principes van zijn vader.

De thuisgekomen zoon zal voortaan vaders wetten respecteren. Niet omdat het moet, maar van ganser harte - vanuit een innerlijke overtuiging! Een deeltje van die wet is nu in zijn hart geschreven. Die geboden zijn niet langer als een keurslijf - ze maken hem juist vrij! Hij ervaart nu weer - en dat was heel lang geleden - de vreugde en de vrijheid van de onschuld. Hij kan iedereen weer onbevangen in de ogen kijken!

de thuisgebleven zoon

(25) De oudste zoon was op het veld. Toen hij naar huis ging en al dichtbij was, hoorde hij muziek en gedans.… (28) Hij werd woedend en wilde niet naar binnen gaan, maar zijn vader kwam naar buiten en trachtte hem te bedaren. (29) Hij zei tegen zijn vader: "Al jarenlang werk ik voor u en nooit ben ik u ongehoorzaam geweest als u mij iets opdroeg, en u hebt mij zelfs nooit een geitenbokje gegeven om met mijn vrienden feest te vieren. (Lucas 15)

Maar er blijft een schaduw hangen over het feest: de oudere broer - de thuisgebleven zoon - deelt niet in die vreugde! Hij had nochtans een voorbeeldig leven: anders dan zijn mislopen broer, had hij geen strafblad. Maar hij bleef ter plaatse trappelen en had in al die jaren niets bijgeleerd. Hij kende noch zichzelf, noch zijn vader. Hij hield zich aan de wetten, maar niet van harte! Hij bleef gevangen in de "voor wat, hoort wat" mentaliteit en kan nu niet verkroppen dat zijn jongere broer de rekening niet moet betalen! Begrippen als medeleven, vergeving en genade zijn hem onbekend.

in het nauw gedreven

We grasduinen verder in de bijbel en stappen van de parabel over naar het echte leven! Een waar gebeurd verhaal, helemaal anders en toch sterk gelijkend: de verloochening van Petrus als tweede illustratie van die oude psalm.

Petrus voelt zich na Jezus' arrestatie in het nauw gedreven en beweert dan herhaaldelijk dat hij Jezus niet kent. Hij verloochent Jezus en in zekere zin ook Jezus' missie, net zoals de verloren zoon diens vader verloochende en ook alles waarvoor die vader stond. Maar net als de verloren zoon is ook Petrus terug thuis gekomen. En ook hij heeft uit zijn misstappen en uit zijn herstel gelijkaardige dingen geleerd over zichzelf, over de waarde van Gods wet, en over de onvergelijkbaar mooie persoonlijkheid van God.

Tot drie maal toe ontkende Petrus dat hij bij Jezus hoorde. Dat bracht hem enkel uren profijt… maar dat woog daarna oneindig zwaar. Want zijn zelfvertrouwen, zijn toekomstvisie, zijn ganse wereld… zijn in elkaar gestort. Zijn zelfbeeld is aan diggelen. Hij ziet zichzelf nu als een zwak figuur met dubbelzinnige motieven. Hij dacht nochtans dat hij zichzelf kende: een geboren leiderstype. En hoewel ze recent nog hadden geruzied omtrent de vraag wie nu de eerste was, erkenden ook de andere discipelen dat hij in het komend koninkrijk vooraan zou staan. Petrus zag het al gebeuren: de Romeinen en Herodes buiten, en Jezus op de koningstroon! Wat een eer zou ook hem te beurt vallen! Zie je mij al wonen in dat paleis in Jeruzalem!

van dat koninkrijk is niets in huis gekomen

Maar het is anders uitgedraaid: Pilatus en ook Herodes zitten allebei nog op hun troon! Van dat koninkrijk is dus niets in huis gekomen. En oké, er zijn nieuwe perspectieven, want Jezus is verrezen, maar die toekomst is zo anders dan hij zich had voorgesteld. Het ziet er niet naar uit dat alle problemen nu worden opgelost. Integendeel: de Farizeeën lijken vastbesloten!

Is er nog een toekomst? En kan hij nog deel hebben aan die toekomst? Zijn motivatie, zijn ambities, zijn verlangen naar koninklijke macht… waren die niet verkeerd gericht? Hij wou Jezus verdedigen, desnoods met het zwaard! Maar volgde hij Jezus niet ook om zijn kleinmenselijke idealen te bereiken? Petrus heeft zichzelf leren kennen als een ander man - een man met onzuivere motieven, en bang als het er op aan komt. Petrus ziet in hoe zwak en kwetsbaar hij is wanneer hij er alleen voor staat.

Natuurlijk is die perceptie nu wat uit balans. De crisis lijkt al wat in het verleden goed en mooi was, weg te vegen. Emotioneel gaat hij door een zeer diep dal. Nooit in zijn leven heeft hij zich zo ellendig gevoeld. Hij beseft nu ook dat je niet ongestraft kan liegen!

Ik ken die man niet

En net zoals de verloren zoon doorheen de mislukking de liefde van de vader leerde kennen, leerde ook Petrus de diepgang van Jezus' liefde kennen. Het lijden en de kruisiging zijn intussen een feit. Petrus ziet het contrast: Jezus heeft zijn Vader niet verloochend en was bereid zich helemaal te geven. Meer dan ooit tevoren, herkent Petrus de unieke schoonheid van Jezus' karakter: medeleven, waardigheid, tederheid, radicaliteit, rechtvaardigheid, goedheid, nederigheid… alles wat mooi is, vind je in Hem terug!

Petrus wordt door Jezus ontvangen, zoals de vader de verloren zoon ontvangt. Nu pas ziet hij hoe ver die liefde gaat. Voor de mens in het algemeen, maar ook voor hem in het bijzonder. Jezus is gelukkig met zijn terugkeer! Hij maakt hem geen verwijt! Neen, Hij geeft hem opnieuw het vertrouwen en stelt hem aan als zijn geprefereerde medewerker.

Drie keer had Petrus herhaald "Ik ken die man niet" en in zekere zin sprak hij toen de waarheid. Had hij Hem toen écht gekend, dan had hij Hem niet verloochend! Pas nu, doorheen wat gebeurd is, kent hij Jezus écht! De sluier is weggenomen en Petrus heeft nu oog voor Gods liefde en genade.

Jezus' vraag "Hebt ge Mij waarlijk lief?" legt de vinger op de wonde. Petrus geeft geen volmondig antwoord. Maar zijn verdere levensstijl toont dat we daar niet aan moeten twijfelen en dat hij nu wel degelijk met hart en ziel de Meester dient!

Toen ze gegeten hadden, vroeg Jezus aan Simon Petrus: "Simon, zoon van Johannes , heb je Mij lief, meer dan de anderen?" Petrus zei: "Ja, Heer, U weet dat ik van U hou." (Johannes 21:14)

de confrontatie met mateloze liefde

Op het eerste gezicht zie je geen gelijkenis tussen het fictieve leven van de verloren zoon, het leven van Petrus en dat van de psalmist. De verloren zoon typeert de mens die volop wil genieten van het leven en zich van God noch gebod iets aantrekt, maar het niet goed aan boord legt en aan lager wal geraakt. Petrus liep meer in de pas. Eerst runde hij een vissersbedrijfje. Daarna ziet hij zich als rechterhand van een toekomstig leider. De derde man in ons verhaal - de psalmist - blijft voor ons de nobele onbekende en kan dus dienst doen als een passe-partout. Want over zijn initiële levensstijl en over wat er allemaal fout ging, weten we helemaal niets. Wie zich niet herkent in de rebelse zoon, noch in de ambitieuze Petrus, kan zich dus wellicht herkennen in die nobele onbekende!

Alle drie raakten ze hun illusies kwijt. Alle drie ervoeren ze een ommekeer die heel diep ingreep, en die hun hart in vuur en vlam zette! En bij alle drie was dit het resultaat van een confrontatie met mateloze liefde. "Ni dieu, ni maître" heeft voor hen afgedaan! "Mijn Heer en mijn God!" is nu hun leuze!

-------------------------------
C.S. Van Audenard
mei 2008

Heb je de illustratie al bekeken?
Begin