Einde

De tweede naïviteit

youtube logo Bekijk je liever de video? De tweede naïviteit - Wie is de belangrijkste?'' (8')

een bijzonder intense kleur

Drie jaar lang trekt Jezus op met zijn discipelen, soms vergezeld van een aantal sympathisanten die de vermoeiende trektocht een eindje willen meedoen. Jezus' aanwezigheid geeft dat samenzijn een bijzonder intense kleur. De wonderlijke hulp en genezing die Hij dag aan dag aanbiedt, overal waar men Hem welkom heet, is diep ontroerend en geeft een onvergelijkbare vreugde. Zijn onderwijs gaat naar de kern, en wordt nooit misleid door schone schijn. Altijd weer stuurt Hij het foute denken bij. Zijn adviezen verrassen door hun eenvoud en hun diepgang, en ze bevestigen de diepe - maar vaak verdrongen - overtuigingen van de toehoorders. Ze doen een appèl op het sluimerend verlangen naar betere mensen in een betere wereld. Zoveel authenticiteit en helderheid dwingt tot een keuze: voor of tegen.

Het respect dat Jezus toont en de vriendschap die van Hem uitgaat, is toch wel aanstekelijk! Zijn levensstijl is zo intens oprecht en zuiver, dat hij schreeuwt om navolging. Jezus spreek niet enkel het verstand aan: Hij beroert de totale mens. Sinds de discipelen Hem voor het eerst ontmoetten, is er al zo veel veranderd! En dat vertrouwen groeit: lijkt er geen uitweg, dan zien ze Jezus' blik naar boven en - raar maar waar - heel vaak is er een onverwachte uitweg uit de impasse, soms op een eenvoudige manier, soms doet de hemelse Vader iets onverklaarbaars.

de onderlinge relaties

Drie jaar lang waren de discipelen bij Jezus in de leerschool. Het was een onvergetelijke tijd. Maar er waren ook de spanningen, eigen aan het leven: karakters die botsen met elkaar, uiteenlopende visies, disputen omtrent de correcte verdeling van de lusten en de lasten… Soms is er ruzie en proberen ze via Jezus hun gelijk te halen. Zo'n incident vormt dan voor Jezus de aanleiding om hen verder te onderwijzen.

Matteüs - een belastinginner die kon lezen en schrijven - was er van bij de aanvang bij. Later zet hij zijn herinneringen op schrift. Het evangelie van Matteüs werd door hem niet ondertekend, maar vanaf de eerste eeuwen wordt deze tekst aan hem toegeschreven en er zijn geen redenen om te twijfelen aan zijn auteurschap. In hoofdstuk 18 groepeert Matteüs een stukje van het onderwijs van Jezus. Dat onderwijs heeft vooral betrekking op de onderlinge relaties of de sociale omgang tussen de discipelen. Het gaat over status, hiërarchie en gezag. Over vergeving of het herstellen van relaties. Over het aanzetten van een andere tot kwaad, en het tegenovergestelde: het opzoeken van diegene die op een dood spoor zit om hem een riem onder het hart te steken of om hem tot de orde te roepen.

wie is de belangrijkste?

De discipelen zagen het al gebeuren: de Romeinen verdreven, de politieke kaste met Herodes en zijn collaborateurs weg, nieuwe structuren en een nieuwe politieke cultuur onder leiding van Jezus… Misschien worden zij dan stadhouder! Na al dat rondtrekken, eindelijk wat comfort en rust! Rust, is dat niet wat Jezus hen beloofd had? Na al die tegenspraak ontvangen ze straks dan toch de erkenning waar ze recht op hebben. Maar wie krijgt dan, welke pet op?

Op dat moment kwamen de leerlingen Jezus vragen: "Wie is de belangrijkste in het hemelse koninkrijk?" (Matteüs 18:1)

Hun vraag "Wie is de belangrijkste?" - in een andere vertaling "Wie is de grootste?" - betreft de maatschappelijke positie. Hun verlangen naar maatschappelijke status sluit aan bij de waardeschaal van de wereld rondom hen. "Wie is de grootste" is de vraag die ook vandaag een belangrijke plaats inneemt in het leven van de volwassene. Het gaat dan niet om de grootste in kwaliteit, om de rijkste persoonlijkheid, het edelste karakter, de meest integere, de vriendelijkste of de meest royale… Neen, die vraag betreft vooral de buitenzijde, de look en het bezit. "Groot zijn" moet dan blijken uit beroep en titels, prijzen, eigendommen, kledij, dure vakanties,… liefst nog een combinatie van dat allemaal. De behuizing lijkt belangrijker dan de inhoud.

Zo'n waardeschaal is niet zonder risico want die uiterlijke standing - de hoge levensstandaard - wordt veelal bekomen door afbreuk te doen aan de innerlijke kwaliteit. Door de andere opzij te drukken en het laken naar zich toe te halen. Er is ook een vorm van compensatie: wie innerlijk arm is, lijkt dat te moeten compenseren door uiterlijke sier. Wie gefrustreerd is, wil scoren. En in de andere richting: wie veel heeft, heeft een verdedigingsreflex: hij zal zijn macht al gauw misbruiken om zijn aandeel te behouden en liefst nog te vergroten.

Die logica geldt op alle domeinen van het leven. Ook godsdienst heeft een buitenzijde en leent zich tot gespletenheid en oneigenlijk gebruik. Sommigen willen status en eer halen uit hun religie. Zij willen hun marktaandeel en hun aanzien vergroten. Zij bouwen rondom zich een cultus, en zij verwachten dat anderen in hen de meerdere zien.

Toen zei Jezus tegen het volk en tegen zijn leerlingen: "De schriftgeleerden en de Farizeeën hebben zich bekleed met het gezag van Mozes.… Alles wat ze doen, doen ze om op te vallen bij de mensen. De banden met schriftteksten die zij op hun voorhoofd en aan hun armen dragen, maken ze extra breed, en de kwasten aan hun kleren maken ze extra lang. Ze zijn gesteld op de beste plaatsen aan tafel en de voorste banken in de synagoge. Ze willen graag gegroet worden op het marktplein en met ‘rabbi’ worden aangesproken. Maar ú moet u geen ‘rabbi’ laten noemen, want er is er maar één die uw leermeester is en u bent allemaal broeders van elkaar. Ook moet u niemand hier op aarde ‘vader’ noemen, want u heeft maar één vader, uw hemelse Vader. En laat u geen ‘leraar’ noemen, want uw enige leraar is de Christus. De belangrijkste onder u moet de anderen dienen. Wie zichzelf verheft, zal vernederd worden, maar wie zichzelf vernedert, zal verheven worden…" (Matteus 23:1-12)

De vraag "Wie is de grootste" illustreert dat de discipelen nog niet begrepen hebben wat Jezus eigenlijk wou zeggen. De discipelen zoeken nog te veel zichzelf en vervallen in de basiszonde: de wens om zelf als God te zijn. De mens beschouwt zichzelf dan als het ultieme doel. Hij gebruikt daartoe zijn eigen rijkdom en ook de talenten van de medemens. De discipelen aanbidden Jahweh met de mond, maar hun gedrag spreekt dat nu tegen. Ze hebben moeite om God, God te laten zijn in elk aspect van het leven.

men spreekt toch ook van un enfant terrible!

Jezus wil zijn discipelen wijzen op hun foute waardeschaal. Hij doet dat door een kind te plaatsen in hun midden, als na te volgen voorbeeld. De tekst laat veronderstellen dat Jezus geen tiener, maar eerder een peuter als voorbeeld neemt… of misschien iets ouder.

Hij riep een kind bij zich en zette het midden in de kring. "Ik verzeker jullie," zei Hij, "het hemelse koninkrijk kom je alleen binnen als je van gezindheid verandert en wordt als kinderen. De belangrijkste in het hemelse koninkrijk is dus hij die zich zo onbelangrijk vindt als dit kind. …" (Matteüs 18:2 - 4)

Een kind? Dat is nu toch het laatste waarmee de discipelen vergeleken willen worden! Waarom moeten ze zich spiegelen aan een kind? Kinderen zijn niet eens in staat zich te verdedigen of te voorzien in eigen noden. Emotioneel zijn ze labiel, ze huilen om het minste. En men spreekt toch van un enfant terrible! Elkeen weet dat kinderen kinderachtig kunnen zijn, egoïstisch en onhebbelijk. Waarom dan die vergelijking met een kind? Het kind moet toch volwassen worden, lichamelijk en intellectueel! Het moet toch op eigen benen leren staan! Het kind moet de volwassene tot voorbeeld nemen, niet omgekeerd!

Wat Jezus juist bedoelde wordt in het evangelie van Matteüs niet nader toegelicht. We zoeken het antwoord via de vergelijking van het kind met de volwassene en door de tekst te koppelen aan andere uitspraken van Jezus.

Maar eerst kan verwezen worden naar de rijke inzichten van de psychologie, omtrent het kind in de volwassene. Die inzichten sluiten aan bij de vraag om te worden als een kind. De psychologie leert hoe elkeen in zijn groei naar volwassenheid, het kind in zich een juiste plaats moet geven. Wie het kind-zijn niet ontgroeit, wordt lichamelijk en intellectueel weliswaar volwassen, maar blijft infantiel in zijn gedrag. Wie het kind verdringt, wordt saai, liefdeloos en koud. Wie het kinderlijke behoudt en de juiste plaats kan geven, heeft iets speels en combineert volwassenheid met gevoel voor humor. Hij kan relativeren en vriendelijk zijn, hij heeft oog voor zachte waarden.

een besef van machteloosheid

Kinderen beseffen dat ze niet de belangrijkste of de grootste zijn: fysiek, emotioneel en intellectueel zijn ze de mindere en dat maakt hen al gauw bang en onzeker. Kinderen zijn hulpeloos, kwetsbaar en afhankelijk. Ze kunnen nog geen intelligentie, lichaamskracht of geld gebruiken om anderen voor eigen kar te spannen. Al snel vallen ze terug op moeder en vader of op grote broer, want uit zichzelf zijn ze tot niet veel in staat.

Jezus stelt het kind als voorbeeld. Dat gevoel van machteloosheid weerspiegelt - vanuit Gods perspectief - blijkbaar beter de realiteit, dan de arrogante zelfverzekerdheid. De parabel van de rijke dwaas leert hetzelfde: één klein incidentje volstaat om het leven onherroepelijk te stoppen.

En tegen de hele menigte vervolgde hij: "Let er toch op dat u zich ver houdt van alle hebzucht. Want ook al bezit iemand alles in overvloed, hij bezit zijn leven niet!" Toen vertelde hij hun de volgende gelijkenis: "Er was eens een rijk man. Zijn landerijen hadden veel opgebracht en hij zei bij zichzelf: Wat moet ik doen? Ik heb geen ruimte meer om mijn oogst op te slaan. Toen zei hij: Dit ga ik doen. Ik laat mijn schuren omverhalen en nog veel grotere bouwen; daarin kan ik al het graan en al mijn andere goederen opslaan. Dan zal ik tegen mijzelf zeggen: Zo, wat je nu aan voorraad hebt liggen, is voor jaren! Rust eens uit, ga lekker eten en drinken en neem het er maar goed van. Maar God zei tegen hem: Jij dwaas! Nog deze nacht wordt je leven van je opgeëist, en al die voorraden, voor wie zijn die dan?" En Jezus besloot: "Zo gaat het met iemand die voor zichzelf schatten vergaart, maar geen schat heeft bij God." (Lucas 12:15-21)

Jezus plaatst de zaken in het juiste perspectief. Ondanks hun kracht - individueel en als team - zijn zijn volgelingen zwak, kwetsbaar en afhankelijk. "Zonder Mij kunt gij niets doen" zegt Hij hun elders. Volwassenen zijn meestal overtuigd van het tegendeel. Ze denken alles onder controle te hebben en stellen zich erg onafhankelijk op tegenover God en houden Hem op afstand. Jezus heeft problemen met al die grote monden en Hij herkent zich niet in hun projecten en hun waardeschaal. Hij verkiest diegene die zijn kwetsbaarheid erkent en die - wars van alle publiciteit voor veilige beleggingen - niet rekent op zijn centen als waarborg voor een goede toekomst. Wie zich kwetsbaar weet, kan door God toegerust en beschermd worden. Hij kan diens medewerker worden, geroepen om zijn Project uit te werken.

alles vormt een eenheid

"De waarheid komt uit de mond der kinderen". Je zal het maar tegenkomen wanneer je peuter ongecensureerd commentaar geeft op het uiterlijk van omstanders! Voor een kind is het leven nog eenvoudig want binnen- en buitenzijde staan nog met elkaar in nauw contact. Het kind wordt nog rood wanneer het liegt. Het heeft geen pokerface - geen glad gestreken aangezicht dat poogt wat innerlijk leeft te verbergen. De overtuiging, het denken en het voelen vormen, samen met het spreken en het handelen, meestal een eenheid. Misschien is het die eenheid en spontaniteit, en niet de zogenaamde onschuld, die het kind zo aantrekkelijk en ontwapenend maakt.

En hoewel het kind verstandelijk weinig inzicht heeft, staat het intuïtief een heel stuk verder, en voelt het aan of iemand oprecht is. Bij familiebezoek weet het wie echt van kinderen houdt en wie aanhalig is. Het laat zich niet misleiden door holle woorden. Die gevoeligheid zal wel te maken hebben met die eenheid of authenticiteit.

Jezus wil dat zijn discipelen daarop lijken: mannen uit één stuk. Mensen die de waarheid accepteren en uitdragen, ook wanneer dat minder goed uitkomt. Niet met de mond alleen, ook via hun gevoelens, hun daden en hun levensstijl. Alleen dan zullen zijn volgelingen - net als kinderen - een aantrekkelijke en ontwapenende indruk nalaten.

opgeofferd aan strategisch denken

Ook verstandelijk heeft het kind nog niet veel inzicht. Het maakt voortdurend fouten en is nog onmondig of niet in staat verbaal zijn mannetje te staan. Het is nog te onwetend en te onschuldig om mee te kunnen draaien in de wereld. Het weet niet hoe het anderen kan gebruiken of overheersen. Manipuleren via gedrag en taal lukt nog niet zo goed. Het heeft nog niet geleerd om eerlijkheid en vriendschap, gulheid en empathie op te offeren aan strategisch denken - om waarheid aan te passen aan het te bereiken doel en binnen- en buitenkant te scheiden.

Het kind is niet onschuldig in de betekenis van foutloos. Neen, het maakt grote fouten, maar die fouten komen niet voort uit een strategie of een voorop gezet plan. Als het kind spijt heeft, staan alle wegen opnieuw open, want het heeft zich nog niet gecompromitteerd.

Veel volwassenen hebben zich vastgereden. Ze hebben te veel concessies gedaan voor financieel gewin en ze zitten dus mee in het complot. Zij ontvingen zwijggeld en hebben zo een hoge levensstandaard opgebouwd. Ze kunnen en ze willen niet meer eerlijk zijn want dan stort hun wereld in elkaar. Ze verbreken dan de solidariteit en worden beschuldigd van nestbevuiling. Een terugweg is er niet, want er moet genoeg geld in het laatje komen.

Wie zo leeft past de waarheid aan - ieder zijn waarheid - in functie van het te bereiken doel. Hij verzwijgt wat niet in zijn kraam past en dikt aan wat hem goed uitkomt want het doel heiligt de middelen. Zijn hart is met de jaren ongevoeliger geworden. Net zoals bij Herodes en Pontius Pilatus, de Farizeeën en de tollenaars… met slechts hier en daar een uitzondering die het waagde de code te verbreken. Niet vreemd dat Jezus zegt dat het zo moeilijk is voor de rijken om het Koninkrijk binnen te gaan.

Vandaag is dat niet anders: er worden postjes uitgedeeld, contracten gesloten met wie zich soepel opstelt en het spel mee wil spelen. Je doet mee en wordt daarvoor financieel beloond, of je wordt uitgesloten. Niet altijd en niet overal gaat het er zo aan toe, maar daar waar veel geld te rapen valt, is eerlijkheid meer uitzondering dan regel.

Want het hart van dit volk is afgestompt, hun oren zijn doof en hun ogen houden zij gesloten. Met hun ogen willen ze niets zien, met hun oren niets horen, met hun hart niets begrijpen. Want anders zouden ze tot inkeer komen en zou ik hen genezen. (Matteüs 13:15)

Jezus wil dat zijn discipelen niet verstrikt raken in de vicieuze cirkels van het kwaad. Hij vraagt dat ze als kinderen worden en hun talenten niet misbruiken om een groter deel van de koek te verkrijgen. Hij wil niet dat ze, onder zijn vlag, hun eigen strategie gaan uitwerken en ten koste van de waarheid zo voor zijn missie een struikelblok gaan vormen.

de tweede naïviteit

Paul Ricoeur (1913 - 2005) - een Franse filosoof van protestantse huize, hoogleraar aan de Sorbonne - schrijft over "la naïvité seconde" of "de tweede naïviteit". Al hebben die woorden bij hem een wat andere inhoud, ze helpen om uit te drukken wat Jezus bedoelde wanneer Hij het kind als voorbeeld stelt.

De eerste naïviteit houdt risico's in, want de onwetendheid van het kind kan misbruikt worden. Met de groei naar volwassenheid, gaat die naïviteit verloren en dat is goed. Men doorziet het bedrog en het egoïsme en raakt zijn illusies kwijt. En dan komt de keuze: of men verkoopt zijn ziel, kiest wetens en willens voor de harde lijn, en krijgt zijn deel van de koek. Of men laat zich meedrijven met de stroom en volgt de weg van de minste weerstand. Beetje bij beetje past men zijn waardeschaal aan en zo raakt men ook gevangen in de dubbelzinnigheid. Of men wordt bitter omdat men niet het geluk gehad heeft, nodig om te kunnen winnen, verwenst zichzelf omdat men slecht gegokt heeft, en probeert waar mogelijk het verlies te compenseren.

Maar men kan ook kiezen voor de tweede naïviteit. Het is de keuze om in een wereld van bedrog, anders te gaan leven en terug te keren naar de kinderlijke authenticiteit en eenheid, maar nu met kennis van zaken. Men bezit de wapens waarmee men anderen naar zijn hand kan zetten, maar weigert die te gebruiken. En dat is wat Jezus vraagt: een terugkeer naar de onschuld en het afwijzen van een strategie van bedrog.

Het is geen terugkeer naar de onwetende naïviteit van het kind. Evenmin het goedkope idealisme van diegene die het kwaad niet ziet of niet wil zien. Ook niet de naïviteit van diegene die meent dat hij het kwaad uit de wereld kan bannen, en niet beseft tegen welke grootmachten hij moet optornen. In zijn verdere toelichting bevestigt Jezus impliciet dat het kwaad in deze wereld onvermijdelijk is.

Ongelukkig de wereld waarin zoveel is dat de mensen van de rechte weg afbrengt! Dat is wel onvermijdelijk, maar wee degene die er de oorzaak van is! (Matteüs 18:7)

Neen, wie wordt als een kind in de stijl van Jezus, kent de wereld met zijn intriges, maar hij legt zijn wapens af, wetend dat pas dan Gods strijd gevoerd kan worden. Een strijd die er op gericht is dat mensen gaan veranderen uit innerlijke overtuiging en niet omwille van uiterlijke dwang. Hij weet zich geroepen om een leven te leiden overeenkomstig de bergrede, met het besef dat geld en zorg voor het levensonderhoud niet op de eerste plaats moeten komen. Hij zoek Gods Koninkrijk - stelt het algemeen belang voorop - en ervaart hoe God het leven in goede banen leidt, zodat zonder er zelf krampachtig naar te zoeken, alles toch terecht komt.

Ik doe een beroep op de allerhoogste God, op God die alles voor mij doet (Psalm 57:3)

Wie komt tot la naïvité seconde weet heel goed hoe het er achter de schermen aan toe gaat, maar hij doet er zelf niet meer aan mee. Hij neemt afstand van de methodes van de wereld, maar niet op een fanatieke harde wijze. Hij blijft betrokken en hij doet het liefdevol. Niet dus als een fanaticus die met een woordenvloed, of met geweld, zijn overtuiging aan anderen oplegt en zo die kinderlijke houding die Jezus aanbeveelt ontkracht. Jan Vermeire, de stichter van Poverello was een gefortuneerd arts. Op een dag gingen zijn ogen open voor God en voor de noden rondom hem. Hij deed op radicale wijze afstand van zijn bevoorrechte positie en zijn rijkdom om de slachtoffers van deze harde wereld te dienen. Radicaal, niet fanatiek. Wie fanatiek de wereld afwijst - wie overdrijft - wordt pretentieus of bitter en wil anderen overtuigen met geweld. Wie de weg van Jezus volgt, mag nog genieten van het leven, maar hij doet dat niet ten koste van zijn naaste.

lees meer over Jan Vermeire

Wees daarom niet al te rechtvaardig en meet jezelf geen overdreven wijsheid aan. Waarom zou je jezelf te gronde richten? (Prediker 7:16)

een oproep om God als Vader te gaan zien

Worden als een kind, impliceert uiteraard ook dat de ouder op voorgrond treedt. De oproep om als een kind te zijn, is tegelijk een oproep om God als Vader te erkennen, en om zich afhankelijk op te stellen. Om het van Hem te verwachten. Om zich door Hem te laten beschermen.

De vraag van Jezus om als een kind te worden heeft dus niet alleen betrekking op de houding van de mens op zich en op de onderlinge relaties. Via deze uitnodiging herwaardeert Hij vooral ook de Vader-kind relatie. En wanneer Hij zijn discipelen leert bidden, leert Hij hen dezelfde les. Reeds de aanspreektitel van het Onze Vader toont welke relatie God verkiest. God wordt niet aangesproken met een verheven titel. Hij is hier geen Excellentie. Hij is gewoon een Vader. De opstelling als een kind, is dus de juiste houding om een relatie met God aan te gaan en te verdiepen - de grondhouding van een mens die God wil ervaren. Wie het Onze Vader leest, samen met het achttiende hoofdstuk van Matteüs, ziet touwens meer parallellen.

de pointe van het verhaal

… Kijk niet neer op een van deze kleinen. Ik zeg jullie: hun beschermengelen in de hemel staan altijd voor mijn hemelse Vader. (Matteüs 18:10)

Maar de pointe van het verhaal ligt in vers 10. In dat vers leidt Jezus ons toch echt een andere wereld binnen, want Hij heeft het over engelen! Traditioneel worden de hier vermelde kleintjes beschouwd als kleine kinderen in de letterlijke zin. Die interpretatie heeft zijn voordelen want de volwassene heeft het een beetje moeilijk met die ongeloofwaardige engelen. De moderne discipel heeft het net als de apostelen wat moeilijk om als een kind te worden!

Een aandachtige lezing, en een lezing van de parallelle teksten in de andere evangeliën (Marcus 9:41 - 50 en Lucas 17:1 - 4) dwingen er toe die letterlijke interpretatie te verlaten. Jezus koppelt de engel aan diegene die klein is in de figuurlijke zin - de discipel met een kinderlijke houding. Wie kiest voor de tweede naïviteit en de wapens van de wereld aflegt - wie zich kwetsbaar opstelt - kan rekenen op een wel heel bijzondere bijstand van een persoonlijke assistent - een PDA van een nieuwe generatie, met ongekende mogelijkheden!

En hier vinden we weer een parallel met het Onze Vader. Want vanaf de eerste zin van het gebed, zien we hoe Jezus die assistent plaatst bij de Vader. Die verre God in de hemel is dus heel nabij. Want een persoonlijke assistent zorgt voor communicatie en staat ook klaar om nieuwe opdrachten uit te voeren. Wie bidt vanuit dat besef, heeft het niet moeilijk om te geloven dat zijn vraag beantwoord wordt!

C.S. Van Audenard
juli 2006

Begin