Einde

Maak geen afgodsbeeld

Niets van wat in de hemel, op de aarde of in het water onder de aarde is,
mag je afbeelden
(Exodus 20:4)

Misschien vraagt een enkeling zich af hoe al dat schilderwerk te rijmen valt met dit gebod uit de tien geboden. Het volgend citaat biedt hierop een begin van antwoord en het wijst tegelijk op het gevaar bijbelteksten te misbruiken …

"Het tonen van de juiste beelden is niet minder in overeenstemming met bijbelse methoden van communiceren, dan het spreken van de juiste woorden. Het tweede gebod - gij zult u geen gesneden beelden maken … - is geen afwijzing van de verbeeldingskracht, maar keert zich tegen het adoreren van verstarring! Ook verbale clichés zijn verstarde beelden." 1

Wie in Exodus verder leest, merkt dat een beeld pas een afgod wordt wanneer men er voor gaat knielen, wanneer men het gaat vereren … Dat ook Jezus er zo over dacht, wordt geïllustreerd door zijn reactie op de Romeinse munt, met de beeltenis van Caesar. Jezus verwees naar het hoofd van Caesar, maar beschuldigde de eigenaar van de munt niet van afgoderij (Matteüs 22:21). 2 In het citaat hiervoor is er sprake van verstarring. Dat verlies aan vrijheid, is iets wat doorheen de bijbel door velen werd opgemerkt, waaronder ook de anonieme schrijver van Psalm 115.

Niet aan ons, Heer, niet aan ons komt alle eer toe, maar aan u!
U bent liefdevol en betrouwbaar. Andere volken vragen: "Waar is jullie God?" Maar onze God is in de hemel, wat hij wil, doet hij. Hun goden zijn maar beelden, maaksels van zilver en goud. Zij hebben een mond maar kunnen niet praten, zij hebben ogen maar kunnen niet zien. Zij hebben oren maar kunnen niet horen, zij hebben een neus maar kunnen niet ruiken. Zij hebben handen maar kunnen niet voelen, zij hebben voeten maar kunnen niet lopen. Uit hun keel komt geen geluid. Wie beelden maakt, op beelden vertrouwt, wordt aan een beeld gelijk. (Psalm 115:1 - 8)

Die "primitieve" vorm van afgoderij kom je bij ons niet veel meer tegen. Maar heel veel menselijke maaksels worden natuurlijk wel verafgood. Daaronder technische hoogstandjes, veel te dure wagens, indrukwekkende villa's... maar ook kunstwerken en artiesten, zoals de Britse muziekcriticus Steve Turner hierna opmerkt. Geholpen door sommige media, die ten behoeve van de spektakelwaarde, wat in beeld gebracht wordt, al te graag opkloppen tot buitenmenselijke proporties. Niet voor niets is er hier sprake van "idolen".

Er zijn maar weinig mensen in de westerse wereld die zich buigen voor driedimentionale voorwerpen, maar er is wel een vergelijkbare situatie waar christenen zich zorgen over moeten maken: in de seculiere maatschappij kan de kunst op een bijna religieuze manier aanbeden worden. Vaak horen we kunstenaars over hun werk praten alsof het een geloof is: hun werk is hun persoonlijke redding en ook hun hoop voor de wereld … Tegenwoordig is de verleiding groot om kunstwerken opzettelijk zo te maken dat het afgoden worden. Vooral popmusici doen graag alsof ze een speciale kennis bezitten en creëren met opzet een mystieke sfeer. Toch mag een christelijke artiest zo'n sfeer niet scheppen. … hoe kunnen wij dan goedkeuren dat een gewone musicus doet alsof hij beter is dan zijn publiek? 3

1. Wim Koole, Ons dagelijks Beeld. Over Geloof en Televisie, Baarn, 1986, 73.
2. Steve Turner, Stel je voor … Geloven in de wereld van kunst en cultuur, 2003, Ark boeken, Amsterdam
3. ibid

C.S. Van Audenard
april 2005

Begin