Dietrich Bonhoeffer
De apocalyptische bijbelse beschrijvingen van "de antichrist" werden in de geschiedenis al meermaals een angstwekkende en dieptragische realiteit. Wat de eerste christenen onder ziekelijke Romeinse keizers hebben meegemaakt, ligt voor de moderne mens al te ver in het verleden. Het nazisme daarentegen spreekt - mede dankzij de vele films en het beeldmateriaal uit de vorige eeuw - nog sterk tot de verbeelding. Enkele slogans uit die tijd blijven gegrift in het collectief geheugen. Het surrealistische "Gott mit uns" bijvoorbeeld. En dan als het toppunt van cynisme "Arbeit macht frei" boven de toegangspoorten van meerdere concentratiekampen, ter verwelkoming van zij die ten dode opgeschreven waren. Van een gans andere orde is de uitspraak "Wir haben es nicht gewusst". Een verdedigingsargument van diegenen die zich gedeisd hielden en deden alsof zij bijziend waren en hardhorig. Maar het zijn woorden die te licht bevonden worden wanneer we ze plaatsen in de navolgende context.
Dietrich Bonhoeffer (1906 - 1945) heeft het wél geweten. Reeds in 1933 wist hij het, en heeft hij zich samen met andere evangelische christenen in Duitsland openlijk verzet tegen de "Ariërparagraaf" op grond waarvan de joden geweerd werden uit alle organisatie en activiteiten van culturele aard, kerken inbegrepen. Bonhoeffer was onverzettelijk in zijn bestrijding van het nazisme. Hij werd niet meegezogen in de hype van de jaren 30 die leidde tot de economische heropstanding van Duitsland en die ongekende perspectieven opende: een duizendjarig rijk. Hij kende de bijbel als het door God aangereikte tijdloos referentiekader voor het quoteren van het eigentijdse. Bonhoeffers verzet leidde tot zijn arrestatie in 1943. Kort voor de bevrijding werd hij terechtgesteld op persoonlijk bevel van Hitler. Bonhoeffer was toen 39 jaar.
Het navermelde uittreksel uit Bonhoeffers brieven legt een pijnpunt bloot: de houding van de kerken in het vooroorlogse Duitsland. Wie gericht is op status en macht, heeft boter op zijn hoofd en is onmachtig om te spreken. Hij is een profeet die naar de andere kant kijkt en zwijgt want hij heeft zijn ziel verkocht aan deze wereld. Maar Bonhoeffer geeft tegelijk blijk van een verregaand optimisme en ziet - achter de gitzwarte wolken - nieuwe tijden in het verschiet: het Koninkrijk dat Jezus aankondigde en dat al zo lang op zich laat wachten dat bij velen de waakvlam is uitgedoofd.
Vanuit het gevangenkamp schrijft Bonhoeffer brieven naar zijn vriend Eberhard Bethge, die ze na de oorlog heeft gebundeld onder de titel Widerstand und Ergebung (Verzet en Overgave). Deze brieven vormen niet alleen een monument van moed en geestelijke spankracht, maar bieden ook een aantal visionaire gedachten over de toekomst van het christelijk geloof in de westerse wereld.
"Je wordt vandaag gedoopt tot christen. Al de oude grote woorden van de christelijke verkondiging worden over jou uitgesproken en het doopbevel van Jezus Christus wordt aan je voltrokken zonder dat je er iets van begrijpt. Maar ook wij zijn zelf weer helemaal op de aanvangen van het verstaan teruggeworpen. Wat verzoening en verlossing, wat wedergeboorte en heilige Geest, wat vijandsliefde, kruis en opstanding, wat leven in Christus en navolging van Christus betekent, dat is allemaal zo moeilijk en ver weg, dat we het nauwelijks nog wagen om erover te spreken. In de overgeleverde woorden en handelingen vermoeden we iets geheel nieuws en revolutionairs, zonder het nog te kunnen begrijpen en onder woorden te kunnen brengen. Dat is onze eigen schuld. Onze kerk, die in deze jaren alleen maar om haar zelfhandhaving heeft gevochten, als was zij een doel in zichzelf, is niet in staat het verzoenende en verlossende woord aan de mensen en aan de wereld te zijn. Daarom moeten de vroegere woorden krachteloos worden en verstommen, en ons christen-zijn zal tegenwoordig slechts uit tweeërlei bestaan: bidden en het doen van gerechtigheid onder de mensen. Al het denken, spreken en organiseren moet herboren worden uit dit bidden en dit doen. Als jij volwassen geworden bent, zal de gestalte van de kerk ingrijpend veranderd zijn. De omsmelting is nog niet ten einde, en elke poging haar voortijdig tot een nieuwe organisatorische machtsontvouwing te verhelpen, zal slechts een vertraging van haar ommekeer en loutering betekenen. Het is niet aan ons de dag te voorspellen - maar die dag zal komen - dat er weer mensen geroepen worden om zó Gods woord te spreken dat de wereld er onder verandert en zich vernieuwt. Het zal een nieuwe taal zijn, volkomen a-religieus misschien maar bevrijdend en verlossend als de taal van Jezus: de mensen zullen ontsteld zijn maar zich gewonnen geven aan haar kracht; een taal van een nieuwe rechtvaardigheid en waarheid, een taal die de vrede verkondigt tussen God en de mensen en de nabijheid van zijn Rijk.
"En zij zullen zich verbazen en verwonderen over al het goede en al het heil, dat ik aan haar doe." (Jeremia 33:9) Tot dan zal de zaak van de christen een stille en verborgene zijn; maar er zullen mensen zijn, die bidden en gerechtigheid doen en op Gods tijd wachten. Dat jij tot hen zult behoren en dat van jou eenmaal gezegd mag worden: "Het pad der rechtvaardigen is als het glanzende morgenlicht, dat steeds helderder straalt tot de volle dag." (Spreuken 4:18)"
Uit: 'Gedachten voor de doopbrief van Dietrich Wilhelm Rüdiger Bethge', mei 1944,
in: Dietrich Bonhoeffer, Verzet en Overgave, Ten Have Baarn
C.S. Van Audenard
februari 2005